‘Wat doe je steeds?’, vraagt Merel aan Tijn. ‘Het lijkt
wel of je ogen niet stilstaan.’
Tijn kijkt niet naar Merel. Het lijkt of hij een
spelletje met zijn ogen speelt.
Hij opent en sluit zijn rechteroog. Daarna knippert zijn
linkeroog. Dan knijpt hij zijn beide ogen heel stijf dicht. Wanneer hij ze
opent lacht hij naar Merel.
‘Ik heb wat bedacht. Ik weet zeker dat meester Geert een
echte piraat is.’
‘Wat heb je bedacht dan?’, vraagt Merel.
‘Meester Geert knippert heel vaak met zijn ogen’, zegt
Tijn.
‘Ja. Maar dan ben je toch nog geen piraat.’
Tijn knipoogt naar Merel.
‘Ja hoor. Meester Geert wel. Kom maar eens mee.’
Merel kijkt om zich heen.
‘We gaan toch geen avontuur beleven hè? Dat is echt veel
te spannend.’
Tijn schudt zijn hoofd.
‘Ik ben toch bij je?’
Tijn sluipt naar de tafel van juf Jeannette.
‘We brengen even je koffie kopje naar het keukentje
hoor’, zegt Tijn tegen juf Jeannette. Ze is bezig met een paar andere kinderen
en knikt dat het goed is.
Tijn loopt de klas uit met Merel achter zich aan. Door de
gang naar de klapdeuren.
‘Die klapdeuren piepen altijd’, fluistert Merel.
‘Dat weet ik. We maken ons heel dun’, zegt Tijn.
Tijn duwt de rechter klapdeur een heel klein stukje open.
Het knarst een beetje maar het piept niet.
Merel heeft haar handen tegen haar oren gedaan om het
niet te horen. Zo gaat ze achter Tijn door de klapdeuren.
Nu staan ze in de hal van de grote kinderen. Juf Clara
loopt ze tegemoet.
‘Ha die Tijn en Merel. Jullie zijn ver van huis’, grapt
ze.
‘Ja’, zegt Merel, ‘We beleven een spannend avontuur.’
‘Dat is mooi. Kan ik jullie daarbij helpen?’, vraagt juf
Clara.
Tijn en Merel schudden hun hoofd en sluipen verder. Juf
Clara glimlacht en loopt een lokaal in.
‘Waar gaan we naar toe?’, vraagt Merel.
‘Geen idee’, fluistert Tijn.
Merel gaat voor Tijn staan.
‘Hoezo heb je geen idee. Hoe kun je nou een avontuur
beleven als je niet weet wat je gaat doen?’
‘Grapje’, grinnikt Tijn. ‘We gaan gewoon naar het hok van
meester Geert. We gaan op zoek.’
Merel blijft voor Tijn staan en wijst met een vinger naar
hem.
‘Als je zo stom doet dan ga ik terug hoor. WAT zoeken we
dan? Dat wil ik heus wel weten.’
Tijn kijkt naar de wolken. Hij denkt na, dat kan Merel
wel heel goed zien.
‘We gaan op zoek naar een ooglapje’, zegt Tijn dan.
‘Nou, mooi niet hoor. Ik ga niet op zoek naar een ooglapje.
Wat is het eigenlijk precies?’
‘Gewoon, een lapje dat piraten voor hun oog doen omdat ze
maar een oog hebben.’
‘Niet alle piraten hebben één oog hoor’, zegt Merel.
‘Nee, sommige hebben wel eens geen enkel oog. Dan hebben
ze twee ooglapjes’, zegt Tijn.
Merel schudt haar hoofd.
‘Dan ben je geen piraat. Dan ben je blind. Dan heb je
heus geen ooglapjes nodig.’
Tijn is stil.
‘Meester Geert knipoogt altijd. Vooral als hij buiten is.
Dan tuurt hij zo. Net alsof hij een eiland probeert te zien bij de horizon.
Daarom heeft hij vast een ooglapje. Want dan kan hij het beter zien.’
‘Ik snap er niets van’, zegt Merel.
‘Ik wel’, zegt Tijn. ‘Als we het ooglapje vinden dan
weten we zeker dat meester Geert een echte piraat is.’
Merel denkt na en doet een stap opzij. Samen sMerelren ze
verder naar het hok van meester Geert. Merel kijkt door het ruitje naast de
deur van het hok.
‘Hij is er niet’, zegt ze tegen Tijn. ‘Durf jij?’
‘Tuurlijk’, zegt Tijn. ‘Een beetje tenminste.’
Merel opent de deur. In de deuropening blijven ze staan
en kijken rond. Ze zien de piratenspullen op de vensterbank, het scheepje in de
fles en de plank met scheepsknopen.
‘Ik zie geen ooglapje’, zegt Merel. ‘Laten we het kopje
op het aanrecht zetten en weer terug gaan naar de klas.’
Tijn zegt niets. Hij heeft zijn hoofd schuin en denkt na.
‘Ik ben hier wel eens eerder geweest. Wacht even. Ik weet
dat er achter de deur een kapstok is. Misschien…’
Tijn loopt het hok van meester Geert binnen en kijkt om het
hoekje van de deur.
‘Aha’, roep hij.
‘Wat zie je?’, vraagt Merel. Ze is zo nieuwsgierig dat ze
ook het hok helemaal binnen gaat.
‘Kijk, daar hangt het ooglapje. Dat is het bewijs dat
meester Geert geen meester is maar een piraat.’
Merel is stil.
‘Zie je het nu?’, vraagt Tijn.
Dan gaat de deur achter Tijn en Merel dicht.
‘Wat zie ik nu?’, vraagt een barse stem.
Merel en Tijn schrikken zich een hoedje.
‘Meester Geert’, zegt Merel. Tijn knikt.
De deur gaat langzaam maar zeker open en meester Geert
steekt zijn wilde hoofd om het hoekje van de deur.
‘Schrokken jullie?’, vraagt hij lachend.
Tijn en Merel knikken.
‘Dat was ook de bedoeling’, zegt meester Geert. ‘Nee
hoor. Dat was een grapje. Zochten jullie iets?’
Tijn en Merel kijken elkaar aan.
‘We mochten een koffiebeker terug brengen’, zegt Tijn.
‘Dan ben je wel ver uit koers, schuimhapper’, lacht
meester Geert. ‘De kombuis is daar.’
‘Volgens mij ben je misschien wel een piraat, meester
Geert’, zegt Merel. ‘Je zegt altijd woorden van een piraat.’
‘Ja, en je hebt piratenspullen in je hok. Een ooglapje
bijvoorbeeld’, vult Tijn aan.
Meester Geerts witte borstelige wenkbrauwen gaan omhoog
en naar beneden. Het lijkt wel of ze dansen.
‘Maar allebei mijn ogen zijn goed. Dan heb ik toch geen
ooglapje nodig?’, vraagt hij.
‘Maar je knippert altijd met je ogen als je buiten
staat’, zegt Tijn.
‘Tegen de zon’, zegt Merel.
‘Of omdat je te veel door een verrekijker hebt gekeken
toen je nog aan boord van het piratenschip was’, zegt Tijn.
‘Jullie hebben gelijk’, zegt meester Geert. ‘Oh nee, ik
mag niet liegen van mijn moeder. Die ooglap die jullie zien heeft er niets mee
te maken dat ik piraat ben. Ik ben namelijk geen piraat. Kijk maar eens naar
die foto.’
Meester Geert wijst naar een foto waar hij opstaat,
verkleed als piraat.
‘Dat was voor de meester en juffendag. Toen was ik
piraat. Toen had ik dit ooglapje nodig. Snappen jullie?’
Tijn en Merel knikken.
‘Je hebt gelijk’, zegt Tijn. ‘Oh nee, ik mag niet liegen
van mijn moeder’, zegt hij er achter
aan.
Dan lachen hij en Merel. Meester Geert lacht mee.
‘Nou, gooi die koffiekop in de kombuis en ga als de
wiederweerga terug naar jullie lokaal. En vlug een beetje, anders voer ik
jullie scharminkelige botten aan de haaien. Pfff… ik een piraat. Nee hoor, laat
mij nog maar mooi even meester zijn. Dat is al erg genoeg.’
Meester Geerts ogen glimmen onder zijn witte wenkbrauwen.
Tijn zet de koffiemok op het aanrecht en samen met Merel
loopt hij terug naar de klas.
‘Volgens mij bedacht hij dat maar, van de meester en
juffendag’, zegt Tijn.
‘Ik weet het niet’, zegt Merel. ‘Ik vind dat we nog meer
bewijzen nodig hebben.’
‘Goed’, zegt Tijn. ‘Oren en ogen goed open.’
Merel steekt haar arm omhoog waarna ze elkaar een high
five geven.
‘Afgesproken’, zegt Tijn.
‘Afgesproken’, zegt Merel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten