‘Kijk, ik heb een nieuw woord’, zegt Tijn hijgend.
Hij is naar Merel gerend die net met haar moeder en twee
zusjes het schoolplein op komt.
Merel geeft haar moeder een kus en gaat met Tijn mee naar
de boom die op het schoolplein vlak bij het schuurtje.
‘Wat dan?’, vraagt Merel nieuwsgierig.
Tijn laat aan Merel het briefje zien.
‘Kraaiennest’, zegt hij.
‘Okay. Hoezo?’, vraagt Merel. ‘Wat heeft dat met meester
Geert te maken. En met piraten?’
‘Meester Geert is een echte piraat. En piraten staan vaak
in het kraaiennest. Dat is een uitkijkplek boven in de mast van het
piratenschip’, legt Tijn uit.
‘En wat doet een piraat dan in zo’n kraaiennest. Wat een
raar woord eigenlijk. Kraaiennest.’
‘Uitkijken naar andere schepen. Zodat ze die kunnen
overvallen.’
Tijn trekt zijn wenkbrauwen op. Het is net of hij het voor
zich ziet dat de piraten een ander schip enteren.
‘Hoe weet je dat allemaal?’, vraagt Merel.
‘Uit een boek. En omdat ik een jongen ben.’
‘Pfff, meisjes weten ook heus wel wat van piraten hoor’,
zucht Merel. ‘Je moet niet denken dat je alles van piraten kent. Weet je ook
hoe de keuken van een piratenschip heet?’, vraagt ze.
Tijn houdt zijn hoofd schuin en kijkt naar de wolken.
‘Een kombuis’, zegt hij dan.
Merel moet lachen.
‘Je hebt gelijk. Je weet alles over piraten. Maar je
hoeft er niet zo over op te scheppen.’
Tijn is stil.
‘Maar hoe zit dat nou met dat nest?’, vraagt Merel. ‘Wat
heeft dat met meester Geert te maken?’
‘Ik ben er achter gekomen dat meester Geert altijd
piratenwoorden gebruikt’, zegt Tijn geheimzinnig en loopt in de richting van
het grote schoolplein. Merel loopt met
hem mee.
‘Kijk, daar staat meester Geert. Moet je eens zien hoe
hij er bij staat.’
‘Ik zie niets bijzonders’, zegt Merel.
‘Wel hoor. Hij staat met zijn handen in zijn zakken. Kijk
maar eens naar Juf Clara en juf Inge. Die huppelen tussen de kinderen door maar meester
Geert lijkt wel een totempaal. Of zo’n levend standbeeld. Hij staat ook op zo’n
beton ding. Alsof hij nog groter wil zijn. Alsof hij echt alles wil zien. Hij
staat er maar en doet niets. Hij lijkt wel een piraat die in het kraaiennest op
de uitkijk staat. Alsof hij op zoek is naar haaien of een goudkust.’
Merel zucht.
‘Je hebt veel te veel fantasie, Tijn van der Kooi. Je
droomt.’
Tijns mond zakt open van verbazing.
‘Ik droom helemaal niet’, zegt hij. ‘Elke keer als hij in
de klas komt gebruikt hij piratenwoorden.’
‘Welke dan?’, vraagt Merel uitdagend.
‘Hij noemde Wouter een keer een matroos. En de bezem
noemde hij een dekzwabber.’
‘Oh ja, dat weet ik nog. En hij vroeg aan jou of je
altijd in een kooi slaapt’, vulde Merel aan.
‘Zie je wel’, zegt Tijn. ‘Laten we naar meester Geert
gaan om te horen of hij nog steeds piratentaal spreekt.’
‘Nee’, zegt Merel. ‘Dat mag volstrekt niet. We mogen niet
van ons eigen schoolplein af.’
‘Heus wel . We moeten toch uitvinden of meester Geert een
piraat is?’
Tijn wacht niet op Merel. Hij gaat door het hek en slentert
in de richting van meester Geert.
‘He, ukkie, je mag hier niet komen’, zegt Jeroen uit
groep 7.
Tijn trekt zich er niets van aan. Maar hoe dichter hij in
de buurt komt van meester Geert, hoe zenuwachtiger hij wordt.
‘Stel je voor dat je het fout hebt’, zegt Merel die
achter hem aan sjokt.
Dan zijn ze bij meester Geert. Merel gaat aan zijn
linkerkant staan, Tijn aan de rechterkant.
‘Zo dekzwabbers, wat zijn jullie ver uit koers’, zegt
meester Geert met een barse stem.
Tijn kijkt om het hoekje van meester Geerts buik naar Merel.
Hij steekt tegelijkertijd met Merel zijn duim omhoog.
‘Jullie plekje om te spelen is toch daar, bij die onderdeurtjes
in het vooronder?’, zegt meester Geert er achteraan.
‘Hoor je nou wel’, fluistert Tijn tegen Merel.
Die grinnikt.
‘Meester Geert spreekt piraats’, fluistert Tijn.
‘Wat doe ik, jullie driedubbel overgehaalde zout waterhappers?’,
vraagt meester Geert.
Hij beweegt er niet eens bij terwijl hij het zegt. Alleen
zijn mond en zijn grote witte baard bewegen even. Zijn buik schudt een beetje.
‘Sta je op de uitkijk, meester?’, vraagt Merel.
‘Zeker. Dat is wel nodig met al die haaien in de buurt’,
zegt meester Geert. Dan zucht hij.
‘Dan is dit een mooi kraaiennest’, zegt Tijn.
‘Kraaiennest?’, vraagt meester Geert. ‘Ik zie geen
kraaiennest. Je zit maar wat te mompelen, dekzwabber. Dekselse wandklimmer. Nou
vooruit, naar jullie eigen schoolplein. Anders laat ik jullie kielhalen.’
Merel en Tijn doen
net of ze schrikken.
‘Ay ay kapitein’, zeggen ze precies tegelijk.
Dan hollen ze snel en lachend weg naar hun eigen
schoolplein.
‘Wat deden jullie daar?’, vraagt juf Jeannette.
‘Niets’, zeggen Merel en Tijn gelijk.
‘Alleen kijken of meester Geert een piraat is’, zegt
Tijn.
Juf Jeannette kijkt verbaasd naar de twee.
‘Ach, jullie ook met die gekke verhaaltjes. Kom, we gaan
naar binnen.’
Tijn pakt zijn briefje en een stukje potlood. Hij zet een
streep onder het woord kraaiennest.
‘Zo’, mompelt hij. ‘Ik denk echt dat meester Geert een
piraat is.’
Merel haalt haar schouders op.
‘Kan zijn’, mompelt ze. ‘Maar ik weet het nog niet zeker.
Morgen verder.’
‘Morgen verder’, herhaalt Tijn. Merel houdt haar hand
omhoog. Tijn geeft haar een high five. Dan gaan ze door de deur de school
binnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten