maandag 10 december 2012

De aanvallende kerstboom



Waarschuwing: Het volgende verhaal is enorm 'over the top'

Een echte meester Korneel kerstboom

We zaten gezellig in de klas, een beetje niets te doen, op weg naar de kerstvakantie. Plotseling werd er op de deur gebonsd. Meester Korneel liep naar de deur en opende hem.
Het was Manus, de klusjesman van school die altijd in slobberbroeken en gerafelde truien rondloopt met een volgesnoten zakdoek in zijn linkerslobberbroekbroekzak. Als ik zo op school zou komen zou ik meteen weer terug naar huis worden gestuurd door de directeur, maar Manus… Ach… laat ik niet afdwalen… Manus stond dus bij de deur en even later wisten we waarom en waarmee. Ik hoorde meester Korneel ‘dank je wel’en ‘tsjonge jonge, wat een gevaarte’ mompelen. Meester Korneel deed even later zijn best om een gigantische van een kerstboom tussen de deurposten door te wurmen. Met gesteun en gemorrel en geknars lukt het meester om de kerstboom in de klas te krijgen. En wij, de allerliefste en meer dan allerbraafste kinderen uit zijn klas, keken toe zonder een hand uit te steken. We zouden met ons zestienen ook handen te kort komen om de kerstboom te helpen sjouwen.
Daar stond de boom dan, vastgehouden door meester Korneel die zich leek te verstoppen achter de dennennaalden. ‘Dus?!’ mompelde hij. ‘Dit is hem. Kon minder’.
’Meester?’, vroeg Charlie.
’Ja Charlie’, antwoordde meester met een ietwat vermoeide stem.
‘Wat is dat, meester?’vroeg Charlie een beetje simpel.
‘Grmpf, tsss, duzz, ha die hé… Wat het is… dat zie je toch… dit is een eh eh winterse afstammeling van een sneeuwklokje. Nee eh het is… een kikker die zich vermommend heeft aangekleed met groene spelden uit de speldenverzameling van het stekelvarken. Of nee… alle gekheid op twee stokjes. Het is een om-te-lachen-kunstwerk, gemaakt door de overijverige vrouw van onze directeur die tijd over had tussen het eind van de morgen en het begin van de middag. Dit, Charlie is eh… tja, zal ik het dan maar gewoon zeggen: dit is een uit de kluiten gewassen onopgetuigd boompje met heimwee naar de zomer. En wij… wij gaan hem optuigen.’
Meester Korneel keek om zich heen.
’Dat is beter dan aftuigen, meester’, zei ik, maar meester reageerde niet echt op mij. Hij keek de kerstboom diep in de ogen en sjouwde hem steunkreunend naar een hoek van ons lokaal.
’Bedankt voor het helpen slepen’, zei hij nog.
’Graag gedaan, meester’, zei Elle Mieke jolig.
 ‘Jongens en meisjes, we gaan de kerstboom versieren. Ik heb dit jaar mooie zilvergrijze kerstballen gekocht. Dit jaar eens geen ratjetoe van husteldefrutsel bij elkaar geraapte ongeregelde kerstballen maar nette zilvergrijze ballen, allemaal van dezelfde grootte’.
Meester Korneel zweeg. Wij zwegen ook allemaal. Zo was het drieëntwintigeneenhalve seconde stil in de klas, bijna een nieuw record.
’Grapje zeker, meester?’, zei Gjalt met een gezicht waaraan ik niet kon aflezen of hij lachend zou gaan huilen of huilend zou gaan lachen. Mijn gezicht zal ook zo hebben gestaan. Meester Korneel kan soms gekke dingen zeggen en bizoendere fratsen uitfratsen maar dit sloeg wel alles. Elk jaar was de kerstboom in de klas van meester Korneel de meest fantastische, superlelijke, schaterlachopwekkendste kerstboom die je maar kunt bedenken. Met hele en halve gebarsten en ongebarsten kerstballen uit het jaar 0, engelenhaar dat zo geel was dat het er bijna oranje uitzag, met een piek, zo krom als de tenen van de heks uit Hans en Grietje en lichtjes die flakkerden en flikkerden en flonkerden op een manier dat je er wel bijna zwart-witte hoofdpijn van zou kunnen krijgen. Zo’n geweldige kerstboom dus was er altijd in de klas van meester Korneel. Elk jaar een kunstwerk, een optelsom van oud en nog ouder, van lelijk en nog lelijker, van … zo’n kerstboom dus. En nu, nu wij eindelijk bij hem in de klas zaten vertelde meester dat er nieuwe zilvergrijze kerstballen in de boom zouden komen!
Terwijl wij stil bleven zitten had meester Korneel een paar nieuwerwetse dozen tevoorschijn gehaald. Met grote gebaren opende hij de dozen, haalde uit één van de dozen een zilvergrijze kerstbal die hij daarna heel voorzichtig in de boom een plek gaf.
Wij staarden verdwaasd naar meester Korneel en naar de zilvergrijze kerstballen die hij in de boom hing. We wisten dat het de gewoonte in de klas van meester Korneel was dat iedereen mee mocht helpen met het optuigen van de boom. Maar nu bleef iedereen zitten, stomdomverbaasd en in opperste onderuitgezaktheid. Ik keek naar Jarig. Jarig keek naar mij. We haalden schokschouderend onze schouders op, we schudden onze verbaasde hoofden en bleven zitten. Wat kun je ook anders doen als je een bizoendere meester hebt die opeens gewoon doet. Dat is zo uitzonderlijk, dat is niet te bevatten. Meester Korneel neuriede ondertussen een Engels kerstliedje over een arrenslee die wordt voortgetrokken door één paard in de sneeuw en over klingelende belletjes.
Hij keek serieus van de kerstboom naar de kerstballen en zo langzamerhand veranderde vóór mij de kerstboom in een snertboom, een afschuwelijke moderne zilvergrijsgroene boom die zou passen in een tehuis voor weggelopen poedelige schoothondjes. Meester Korneel hield opeens op met waar hij mee bezig was.
’Mooi hè?’, vroeg hij terwijl hij ons een beetje vreemd aankeek.
’Meester, bent u opeens allergisch voor dennennaalden?’, vroeg Tes.
‘Allergisch voor dennennaalden? Nee, niet dat ik weet. Wel voor handen wassen met water en zeep en voor poedelige schoothondjes met een sjaaltje om, maar voor dennennaalden… nee, dacht ik. Hoezo?’
‘Nou, omdat u zo… zo… eh … raar doet sinds die kerstboom in de klas is’, mompelde Tes.
‘Raar? Ik? Ach, ik doe gewoon kerstig. Ik strooi gewoon wat nieuwe kerstballen in deze boom. Eigenlijk doen júllie een beetje raar. Jullie zitten maar wat te zitten zonder me te helpen. Het is de traditie in deze klas om te helpen met het verfraaien van de kerstboom.’
‘Het is ook een traditie, meester, dat de boom er anders uit ziet dan alle andere bomen hier in school’, zei Tes tevergeefs.
’Ach ja, van sommige gewoontes moet je wel eens ongewoontes maken. Eens even kijken. De lampjes er in en dan de piek nog. Steen, wil je wel even aan Manus vragen of hij de ladder uit de berging wil pakken en hier wil brengen. Ik zie al dat ik zo niet bij de top kan.’
Ik slenterde naar Manus en vroeg wat meester Korneel me had gevraagd. Toen ik met Manus weer het lokaal in kwam stond meester Korneel met een tevreden glimlach de boom met de ballen en de oerwitte lampjes van een afstandje te bekijken. Hij nam de ladder over, zette hem bij de kerstboom en, gewapend met de piek, zou hij de boom perfect maken. Als een krakkemikkige prins die net een oude tandenloze draak had verslagen klom hij de ladder op. Triomfantelijk keek hij om zich heen. Meester Korneel zag, toen hij bovenaan de ladder stond, dat hij verder van het topje van de boom weg was dan hij dacht. Eigenlijk had hij de ladder wat dichter in de buurt van de boom moeten zetten maar ik kon zien dat hij daar geen zin in had. Een drakenprins doet dat natuurlijk ook niet, die gaat door, ook al kan het eigenlijk niet. Meester Korneel boog wat naar voren. Hij boog nog wat verder naar voren en nog wat verder. Hij boog verder dan ver naar voren. Hij boog zo verder nog dan ver naar voren dat hij niet verder nog dan verder naar voren kon buigen. Het leek alsof de tijd maar heel langzaam vooruit ging, alsof de tijd vertraagde en daarmee de bewegingen van meester Korneel ook. Wij waren stiller nog dan stil terwijl meester Korneel met piek en al in een ontiegelijke vertraging van de ladder viel. Hij klampte zich vast aan alles wat hij vast kon pakken en stortte zo ter aarde, begeleid door een donderend geraas van brekende zilvergrijze kerstballen, knakkende dennennaalden en een zwiepzwoepende kerstboom. We durfden bijna niet te kijken naar de puinhoop die we voor ons zagen. Uit de puinhoop klonk wat steungekreun en niet veel later kwam meester Korneel gekkebekkentrekkend en trekkebenend tevoorschijn.
’Tsjonge jonge, wat een circusvoorstelling zeg’, mompelde hij terwijl hij wat dennennaalden uit zijn mond pulkte.
‘Dat kun je wel zeggen, meester’, zei Jarig.
‘De piek is in elk geval nog heel, meester’, zei Henke.
‘Tsjonge jonge, je hebt gelijk Henke. De piek is nog heel. Ik trouwens ook.’
Meester Korneel was opgelucht en maakte een diepe buiging.
Wij keken elkaar aan. Tes begon in haar handen te klappen. De rest deed mee en er volgde een staand applaus, wel drie minuten lang. Daarna liepen we met zijn allen, alsof we het hadden afgesproken, samen naar de kerstboom.
’Ga daar maar even zitten, meester’, zei Humphrey. Hij wees meester Korneel naar zijn eigen bureaustoel waarin meester zich liet vallen met de piek nog steeds tussen zijn vingers geklemd.
Jarig, Charlie en ik zetten de kerstboom overeind. Janka en Humphrey veegden de zilvergrijze scherven bij elkaar. Elle Mieke haalde uit de berging de enige echte super-de-luxte meester Korneel kerstdozen tevoorschijn. Onder luid en glorieus gejuich maakte ze de dozen open en liet de inhoud triomfantelijk zien. We gingen samen aan de slag om van de kerstboom een ‘echte meester Korneel kerstboom’ te maken. En het werd een serieuze hutseldefrutsel schaterlachopwekkende flonkerflinkerende boom. Het werd een kunstwerk zoals nog nooit een kerstboom een kunstwerk was geweest. Met oude en nog oudere kerstballen, met oranje engelenhaar dat bijna geel leek, met regenboogkleurige lampjes en met gebutste en gebatste voorwerpen die bijna niet te herkennen waren. Daar stonden we, tevreden met ons werk en trots op onze boom. En meester Korneel, hij glimlachte zijn oren nog verder van elkaar af, zo pretlachte hij.
’Zoals ik al zei’, zei hij. ‘Van sommige gewoontes moet je ongewoontes maken, of zoiets. Jongelui, mag ik tot slot de piek plaatsen?’
We keken elkaar aan en begonnen op onze beurt schaterlachend te glimlachen.
’Meester, begin daar maar niet weer aan’, zei Jarig en meester knikte.
De rest van de middag hebben we niet veel gedaan. Meester Korneel al helemaal niet, die zat glimmend en fonkelend lachend een beetje genietend naar ons en onze boom te staren.


Jelte van der Kooi

Geen opmerkingen:

Een reactie posten