Ik heb een verhaal geschreven. En voorgelezen aan onze zoon Tijn.
Van hem is het woord 'hopsateetje'. Daarmee is dit verhaal ook voor hem.
Van hem is het woord 'hopsateetje'. Daarmee is dit verhaal ook voor hem.
En voor alle andere jongens van bijna vijf.
En voor alle meisjes van bijna 5.
En voor alle andere jongens en meisjes van alle andere leeftijden...
De wesp
En voor alle meisjes van bijna 5.
En voor alle andere jongens en meisjes van alle andere leeftijden...
De wesp
‘Aaaah. Nee. Dit is niet leuk, juf’, roept Cars.
Juf Ciska
kijkt op.
‘Wat is
niet leuk, Cars’, vraagt ze.
‘Het is
hier koud. Het raam staat open.’
‘Nou moe.
Hoe kan dat?’, zegt juf verbaasd.
‘Geen idee,
juf. Maar het tocht wel.’
Juf Ciska kijkt naar alle kinderen.
Juf Ciska kijkt naar alle kinderen.
‘Cars ziet
dat het raam open staat. Wie heeft het open gezet?’
‘Ik niet’,
zegt Tijn.
‘Ik vroeg
niet wie het niet had opengezet. Ik vroeg wie het wel had gedaan.’
Jente staat
op.
‘Ik weet
het juf. Het was meester Geert.’
Juf Ciska
zwabbert met haar armen.
‘Meester
Geert?’, vraagt ze.
‘Hopsateetje,
waarom dat dan?’
‘Hij vond
dat het hier stonk’, zegt Jente.
‘Ja, naar
parfum’, zegt Tijn.
‘Die geur
moest uit de klas.’
‘Hopsateetje.
Dat kan niet. Ik heb geen parfum.’
Juf Ciska
loopt door het lokaal.
Ze stampt
met haar voeten.
‘Wat doet
die meester Geert toch steeds in mijn klas. Hij heeft hier niets te zoeken.’
Juf Ciska
moppert. Ze sluit het raam.
Sam steekt
zijn vinger op.
‘Waarom mag
het raam dan niet open, juf?’
Juf Ciska
zucht.
‘Omdat. Ja,
omdat zo maar. Dat komt door de…’
‘Weps’,
gilt Fleur.
‘Waar?’,
roept juf Ciska.
Fleur kijkt
naar het raam en wijst.
Juf ziet de
wesp.
‘Het is een
wesp, Fleur’, zegt ze. ‘Geen weps.’
Fleur kijkt
naar de juf.
‘Daar wil
ik niet over nadenken, juf. Voor mij is het een weps. Wil je hem wel weghalen?’
Juf Ciska knikt.
Ze mompelt.
Ze kijkt om zich heen.
De kinderen
zitten allemaal op hun stoel. Ze kijken naar het raam. En naar de wesp.
Fleur
bibbert. Ze gilt altijd als er een wesp in het lokaal is. Ze kan niet tegen de
steek van een wesp.
Dan krijgt
ze hele dikke rode bulten. Ze noemt een wesp een weps. Ze vindt wespen niet
leuk. Fleur is er bang voor.
‘Daarom
moest het raam dicht’, mompelt juf Ciska.
Haar lippen
krullen.
‘Hopsateetje.
Die domme meester Geert toch. Hij weet toch dat er wepsen zijn.’
‘Wespen
juf’, zegt Sam. ‘Het is een wesp, geen weps.’
De wesp
loopt tegen het raam.
Zijn sprieten gaan heen en weer.
Zijn sprieten gaan heen en weer.
Fleur doet
haar handen voor haar ogen.
‘Het maakt
niet uit of je je handen voor je ogen doet’, zegt Tijn.
‘Hoezo?’,
vraagt Fleur.
‘Je ziet
hem niet maar hij is er heus wel hoor. HIj ghaat heus niet weg als je je handen
voor je ogen hebt.’
Fleur kijkt
tussen haar vinders door naar Tijn.
‘Je hebt
gelijk’, zegt Fleur. ‘Juf, kun je de weps weg sturen?’
Juf Ciska
kijkt om zich heen.
Ja. Dat kan
ik’, zegt ze hard.
‘Ik kan het’,
schreeuwt ze.
‘Hopsateetje.
En weet je waarom, Fleur?’
Fleur
schudt haar hoofd. Haar haar wappert. ‘Omdat ik net mijn diploma heb gehaald. Mijn
muggen vanger diploma.
Ik ben een
echte muggenvanger’, zegt ze.
De kinderen
kijken elkaar aan.
De sprieten
van de wesp staan even stil.
Dan kletsen
de kinderen door elkaar.
De wesp
beweegt weer.
Juf Ciska
steekt haar hand op.
De kinderen
zijn weer stil.
‘Ho ho.
Hopsateetje. Wat een gekakel zeg. Jullie lijken wel kippen. Wat is er aan de
hand?’
Tes staat
op van haar stoel. Ze gaat voor juf Ciska staan.
Ze wijst
met haar vinger naar juf.
‘Dat
bestaat heus niet’, zegt Tes.
‘Wat niet?’
‘Een
diploma voor muggen vangen.’
‘Heus wel’,
zegt juf.
‘Heus niet.
Laat maar eens zien dan.’
Juf Ciska
krabt haar hoofd. Ze pulkt even in haar neus. Dan doet ze haar hand onder haar
kin.
‘En een mug
is geen weps’, zegt Fleur. ‘Dus ook als je wel een diploma hebt, dan telt die
niet voor wepsen.’
Juf Ciska
krabt haar hoofd. Ze pulkt even in haar neus. Dan doet ze haar hand onder haar
kin.
‘Hopsateetje
zeg. Jullie zijn slim. Maar een wesp is ook een mug. Alleen heeft hij een gestreepte
pyjama aan. Of een trainingspak. Of een boevenpak.’
De kinderen
lachen.
‘Dan kun je
hem wel naar de gevangenis sturen, juf’, zegt Tijn.
‘Waar is je
diploma dan, juf?’, vraagt Tes.
‘Thuis.
Maar ik heb hem nu niet nodig. Ik weet al hoe ik die mug ga vangen.’
‘Hoe dan?’,
vraagt Sam.
‘Ik zal het
jullie laten zien.’
Juf Ciska
zucht. Ze kijkt om zich heen.‘Zo’n
boevenmug moet je goed aanpakken. Hij laat zich vast niet makkelijk vangen.’
Juf Ciska
krabt haar hoofd. Ze wrijft haar gezicht. Ze doet haar handen voor haar ogen.
Als ze haar handen weg haalt staan haar ogen anders.
Ze kijkt een beetje boos. Maar het lijkt ook of ze lacht. Zo kan alleen juf Ciska kijken.
Ze kijkt een beetje boos. Maar het lijkt ook of ze lacht. Zo kan alleen juf Ciska kijken.
‘Hopsateetje.
Eh… tja… dus… jawel. Hier is juf Ciska, de wespen vanger. Ik ben de beste wespen
vanger van de hele wereld. Waar is mijn wespen vangstok?’
Niemand
zegt wat. Alle kinderen kijken verbaasd naar hun juf.
Juf Ciska
pakt een stok van een tafel.
Ze zwiept de stok door de lucht.
Ze zwiept de stok door de lucht.
ZOEF.
ZWIEF.
‘Hier is Juf
Ciska, de beste wespen vanger van de hele wereld. Hopsateetje. Waar is de wesp
van Fleur?’
Juf Ciska
sluipt op haar tenen.
Bij het raam staat ze stil. De wesp niet. Die vliegt weg.
Bij het raam staat ze stil. De wesp niet. Die vliegt weg.
Heel
langzaam vliegt de wesp door het lokaal.
‘Ja ja,
mijn kleine wesp. Hier ben ik. Hier is de beste wespen vanger. Ik ben de beste
van de wereld. Kom maar Wespje. Ik zwief je wel even. Kom maar, kom maar, kom
maar.’
Juf Ciska
sluipt.
De wesp komt niet. Hij vliegt voor juf uit.
De wesp komt niet. Hij vliegt voor juf uit.
Juf Ciska
zoeft de stok door de lucht.
ZOEF.
ZWIEF.
Maar ze
jaagt de wesp niet weg.
Juf zwieft
nog een keer.
‘Hopsateetje.
Jij mormel. Jij hoort niet in dit lokaal’, roept ze.
Juf Ciska
staat stil bij een tafel achter in het lokaal.
Op de tafel
ligt een kleed. Ze pakt het kleed. Daarna zwaait ze het soepel over haar
schouders.
‘Je ziet er
uit als een echte superheld, juf’, zegt Tijn.
Juf Ciska
lacht.
‘Hier is de
wespenvanger. Geef je over, ellendige wesp’, roept ze.
Daarna
zwaait ze naar de wesp en slaat.’
ZOEF.
Mis...
RAAK.
Juf Ciska
zwiept een vaas van de kast.
Met veel
lawaai valt de vaas op de vloer.
‘Ik heb een
vaas geraakt. Hopsate, en ach en wee. Ik heb een vaas geraakt. Gelukkig is hij
nog heel.’
De wesp
vliegt door als of er niets aan de hand is. Hij vliegt naar het raam. Naar een
plek waar hij al eerder was.
Daar vliegt de wesp rondjes. Hij ruikt aan het raam.
Daar vliegt de wesp rondjes. Hij ruikt aan het raam.
‘Het lijkt
wel of de wesp naar buiten wil, juf’, zegt Tes.
Juf Ciska
spreidt haar armen.
‘Jongens en
meisjes, meisjes en jongens. Hier ben ik. Met mijn wespen vangstok.’
Juf Ciska
staat er bij als een circus artiest.
Ze is geen
juf meer, zo lijkt het, maar een echte wespen vanger.
Juf zwaait
de stok boven haar hoofd.
Ze steekt
haar tong uit, loopt naar de wesp en slaat.
MIS.
RAAK.
Kinkel de
rinkel. Rinkel de kinkel.
Alle
kinderen schrikken.
Juf Ciska
schrikt.
Juf heeft
het raam stuk gemaakt.
Scherven
vallen op de vloer.
Tes zit met
haar handen voor haar oren.
Net zoals
Tijn. En Fleur. En Sam.
Net als
Cars.
Alle
kinderen zitten er stilletjes bij. Juf Ciska staat als een standbeeld. Ze staat
muisstil.
Kaarsrecht
en met grote ogen van de schrik.
De deur van
het lokaal gaat open.
Meester
Geert stormt binnen. Hij kijkt en kijkt. Hij ziet de scherven.
Hij kijkt
naar juf Ciska.
Dan lacht
meester Geert.
Hij lacht
als nooit daarvoor.
Hij slaat
op zijn eigen knieƫn.
‘Juf Ciska,
wat doe je nu?’, vraagt meester Geert.
‘Hopsateetje.
Ik eh. Er is een wesp. En die wil ik weg jagen.’
‘Het is
gelukt, juf’, roept Fleur.
‘Wat is
gelukt Fleur?’, vragen meester Geert en juf Ciska op hetzelfde moment.
‘Nou, de
weps is weg. Ik denk dat hij door het raam naar buiten is gevlogen.’
Meester
Geert lacht.
‘Dan heb je
dat goed gedaan juf’, lacht hij.
Juf Ciska staat
een beetje gek bij.
‘Ga jij
maar voorlezen’, zegt meester Geert vriendelijk.
‘Dan ruim
ik de scherven wel op. Dan bel ik de schilder. Die moet maar even een nieuw
raam brengen.’
Juf Ciska
loopt naar haar stoel.
Ze houdt
haar mantel om.
‘Hopsateetje
zeg. Dat is goed gelukt.’
‘Zeg dat
wel juf. Dank je wel’, zegt Fleur. ‘Maar de volgende keer hoef je van mij geen
raam stuk te maken hoor.’
Juf Ciska
glimlacht.
‘Dat zal ik
proberen’, zegt ze.
©Jelte van der Kooi 9-7-2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten